Het was een simpele vraag, veel simpeler wordt een vraag niet. Het antwoord bleek moeilijk, want onheilspellend en leeg.
“Wat ga je nou eigenlijk doen?”
Uitgesproken op een Rotterdams terras, door een man die je alleen maar kunt omschrijven als Rotterdammer. Dat het antwoord wat ik wilde geven niet klopt, wist ik. “Niets” omschrijft niet echt wat ik al zestien jaar doe. En dus stond ik met een mond vol tanden.
‘Niets’ bagatelliseert niet alleen je werkzaamheden, maar ook jezelf.
‘Niets’ maakt je onbelangrijk en irrelevant.
‘Niets’ is niet het antwoord wat je publiekelijk uit wilt spreken.
En toch heb ik dat de afgelopen vijftien jaar zonder schroom gedaan.
Natuurlijk deed ik wat: op het strand in Turkije liggen, reizen maken met mijn vrienden of alleen, eten, drinken en winkelen. En af en toe een stukje schrijven. Iets wat me zo natuurlijk afgaat en dus geen moeite kost, dat het voelt als ‘niets’. Ik ben al jaren met pensioen, spotte ik weer ‘ns als iemand me vroeg wat ik deed. ‘Niets’ was een antwoord dat niet geaccepteerd werd; de pensioenzin werd schouderophalend voor kennisgeving aangenomen. Typisch Ebru.
Maar als je in de stad van doeners woont, is “niets” geen antwoord. Zeker niet als alles wat je hier de afgelopen jaren gedaan hebt, daadkracht uitademt. Leven opgepakt, opnieuw vorm en inhoud gegeven na landarrest en verhuizing, nieuwe vrienden gemaakt, tijd aan familie besteed en na jaren zoeken de nieuwe woonplek gevonden en gevormd. Ondertussen gedaan wat je al jaren doet: stukjes schrijven.
Om de een of andere reden wordt stukjes schrijven gezien als ‘iets doen’. Het is een mythe. Alleen talentlozen besteden uren en zelfs dagen aan stukjes die geschreven moeten worden. Alleen talentlozen kwezelen over hoe doorwrocht hun getyp wel niet is. Over de zinnen die in boekjes zijn opgeschreven, de research die gedaan is en het overleg met hoofdredacteuren om die paar honderd woordjes in de juiste volgorde achter elkaar te zetten. Dat vooral dat laatste bij jammerlijk veel ‘auteurs’ mislukt, wordt over het hoofd gezien. You pay peanuts, you get monkeys.
De waarheid mag niet gezegd worden, de waarheid haalt jezelf onderuit: schrijven voegt niets toe. He. Le. Maal. Niets. Schrijven doe je voor jezelf – althans, ik wel. Ik heb het al die jaren voor mezelf gedaan. Ik heb mogen ervaren dat ik niet gek ben – mijn lezers, zo veel mensen in Nederland waren het met me eens. Ondertussen veranderde er niets. Schrijven blijkt een herhaling van zetten te zijn. Signaleren van onrechtvaardigheid en misstanden die vervolgens gewoon blijven bestaan. Het burkaverbod is het beste voorbeeld – al sinds 2003 wordt die vrouwonterende en –mishandelende zwarte lap gesignaleerd in het Nederlandse straatbeeld, anno 2019 is er een burkaverbod dat a. niet gehandhaafd wordt en b. wordt gezien als beperking van de vrije wil om als vrouw te dragen wat je wilt. Schrijven maakt onze samenleving niet beter. Het lucht de schrijver een fractie van een seconde op, om vervolgens tot intense wanhoop te leiden.
In het FD stond vandaag een interview met vier topvrouwen van Turkse komaf – waarom ik niet welkom was, weet ik niet. Ik weet alleen dat ik niet gevraagd ben. Alles wat de vrouwen zeggen, staat buiten kijf. Er valt niets op af te dingen, miljoenmiljard punten voor elk uitgesproken woord. Maar dat er niets nieuws wordt gezegd, is pijnlijk. We praten, we schrijven en ondertussen verandert er exact NIETS. Het is frustrerend om mijn eigen woorden, mijn eigen conclusies, jaren later terug te lezen, te zien en te horen in Nederlandse main stream media. Panta Rhei maar NIETS verandert.
Dodelijk. Frustrerend. Vooral als ik eigenlijk heel goed weet wat ik ga doen: gewoon, wat ik altijd al doe. Hetzelfde nutteloze schrijven. Later, als ik oud ben en op mijn sterfbed lig, zal blijken dat het allemaal nog nuttelozer was dan dat ik mij op dit moment realiseer. En kan ik nu niet anders dan de vraag stellen die gesteld moet worden:
“Nederland, hoe lang gaan we nog NIETS doen?”